Vereniging Eigen Huis: ‘Woningbezitters vinden adviseurs niet te vertrouwen’

vereniging eigen huis

Huizenbezitters- en kopers hebben weinig vertrouwen in bankiers, makelaars, hypotheekadviseurs en verzekeraars. Dat blijkt uit een onderzoek van Vereniging Eigen Huis naar het imago van beroepsgroepen rondom wonen. Slechts 8% vertrouwt zijn hypotheekadviseur. Het vertrouwen in verzekeraars en makelaars ligt nog lager: 6%. Bankiers zitten er met 7% precies tussenin.

 

Vereniging Eigen Huis: ‘Woningbezitters vinden adviseurs niet te vertrouwen’

Daarmee scoren deze beroepsgroepen lager dan bijvoorbeeld politici en autoverkopers (allebei 10%). Alleen bemiddelaars in energiecontracten (5%)  en projectontwikkelaars (4%) doen het nog slechter in de ogen van Nederlanders.

 

Zelfde niveau als 2013

Het vertrouwen in adviseurs en verzekeraars is de afgelopen vier jaar niet gestegen. In 2013 voerde Vereniging Eigen Huis (VEH) ook al een imago-onderzoek uit naar verschillende beroepsgroepen. Ook toen had slechts 8% vertrouwen in hypotheekadviseurs en 6% in verzekeraars. Makelaars stonden er vier jaar geleden nog iets beter op. In 2013 kreeg die beroepsgroep het vertrouwen van 11% van de Nederlanders.

 

Verplegers krijgen meeste vertrouwen

In het imago-onderzoek nam VEH ter vergelijking ook andere beroepsgroepen mee. Verplegers en verpleegsters scoren het hoogst: 85% van de ondervraagden vertrouwt de handen aan het bed. Op plek 2 en 3 staan huisartsen (77%) en basisschoolleraren (71%). Het vertrouwen in notarissen groeide in vier jaar tijd met 9 procentpunten naar 46%.

 

Beroepen die na het kopen van een eigen woning vaak worden ingeschakeld, scoren volgens Eigen Huis stukken beter dan de adviesbranche. De helft van de Nederlanders heeft veel vertrouwen in elektriciens (57%), timmermannen (56%), cv-monteurs (47%), loodgieters (46%) en schilders (46%).

 

VEH ondervroeg voor het onderzoek 666 Nederlanders van 18 jaar en ouder. De resultaten zijn volgens de vereniging representatief voor de Nederlandse bevolking.

 

Eerste publicatie door Paul de Kuyper op 28 jul 2017

Minder dan 40% nieuwe hypotheken gesloten met NHG

huis-hypotheek-puzzel-272x181

Meer dan 6 op de 10 nieuwe hypotheken worden momenteel afgesloten zonder Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Dat blijkt uit een marktanalyse van Hypotheekshop. De meeste aanbieders richten zich op dit moment op het niet-NHG-segment.

 

Minder dan 40% nieuwe hypotheken gesloten met NHG

Volgens Hypotheekshop heeft in de eerste helft van 2017 een gedeeltelijke verschuiving plaatsgevonden naar een rentevaste periode van 20 jaar. Twee à drie jaar geleden was 10 jaar vast met NHG nog de dominante rentevaste periode, aldus het onderzoek. Dat stelt bovendien dat op dit moment meer dan 60% van de nieuwe hypotheken wordt gesloten zonder NHG.

 

De NHG-grens is sinds 1 januari 2017 vastgesteld op de waarde van de gemiddelde koopsom (€245.000). In 2016 noteerde het Waarborgfonds Eigen Woningen een daling van het aantal NHG-hypotheken. In 2012 werd 86% van de hypotheken binnen de NHG-grens ook met die garantie afgesloten. Vier jaar later was dat percentage gedaald naar 74%.

 

Omgekeerde trend

Volgens Hypotheekshop richten de meeste hypotheekaanbieders zich op het niet-NHG-segment van de markt. De adviseur noemt dat verrassend. “Veel van de nieuwe geldverstrekkers die de afgelopen jaren actief zijn geworden op de Nederlandse hypotheekmarkt vonden immers met name het veilige NHG-segment daarbij aantrekkelijk. Er is op dit ogenblik zelfs een omgekeerde trend zichtbaar waarbij nieuwe partijen als Reaal, VENN en Hypotrust Elan Plus alleen nog hypotheken zonder NHG aanbieden.”

Regeldruk ook bij financieel adviseurs erg hoog: ‘Nieuwe Europese regelgeving vergt irreële vorm van zelfredzaamheid’

attachment-pensioenregeling-272x153

Het Verbond van Verzekeraars benadrukte afgelopen woensdag dat verzekeraars momenteel zuchten onder een zware last van regelgeving in relatie tot Solvency II. Ook financieel adviseurs gaan gebukt onder grote druk van nieuwe Europese regelgeving zegt Silvia Jansen van Oostdam en Partners. Het voorbereiden op de hoeveelheid Europese regelgeving wordt een hels karwei zegt Janssen die is gespecialiseerd in compliance. “Al die regels en de onduidelijkheid daarover vergt een irreële vorm van zelfredzaamheid van de financieel adviseurs. Dat is eigenlijk echt een vak apart.” Janssen pleit voor een kenniscentrum waar professionals met hun vragen rondom Europese regelgeving terecht kunnen.

 

 

Behalve de nieuwe regels voor de adviseurs die zich bezighouden met beleggingsadvies (MiFID II), is er ook regelgeving op komst die van toepassing is op verzekeraars, intermediairs, direct writers en vergelijkingssites (IDD). Daarbij komt ook nog de PRIPPS voor adviezen met een beleggingscomponent en regelgeving rond privacy die voor alle sectoren geldt. Al deze nieuwe regelgevingen gaan in de eerste maanden van volgend jaar in.

Veel tijd in beslag

IDD wordt per februari 2018 de opvolger van de richtlijn Verzekeringsbemiddeling 2002 (IMD). De huidige richtlijn richt zich alleen nog op verzekeraars en tussenpersonen. De nieuwe IDD gaat ook gelden voor direct writers en bedrijven die verzekeringen als bijproduct verkopen (bijvoorbeeld een reis- of autoverzekering). Nieuw is onder andere de introductie van een wensen- en behoeftetest, een gestandaardiseerd informatiedocument voor verzekeringsproducten (Insurance Product Information Document, IPID) en regels rondom koppelverkoop. Ook worden de regels voor grensoverschrijdende dienstverlening verduidelijkt. Toezichthouder AFM heeft onlangs een webpagina aangemaakt met veelgestelde vragen over IDD.

Financieel consultancybureau Voogt Pijl & Partners schreef een whitepaper over deze regelgeving. Volgens het consultancybureau stelt IDD “nieuwe eisen aan de actuele kennis van adviseurs en aan het maatwerk van het verzekeringsproduct van de consument”. De Europese richtlijn is veelomvattend, schrijft het kantoor in zijn whitepaper. Met name kennis verzamelen voor het IPID-document en de evaluatie van het productontwikkelingsproces en de huidige productenportfolio zal veel tijd in beslag nemen, verwachten de consultants. Ook zullen ICT-systemen op de nieuwe distributierichtlijn moeten worden voorbereid.

Voorbereiding op MiFID II

DSI en de Autoriteit Financiële Markten zijn momenteel in gesprek over de samenwerking in het kader van de nieuwe vakbekwaamheidseisen voor beleggingsprofessionals (MiFID II) die klanten adviseren of informeren over financiële instrumenten. Deze afspraken worden opgenomen in een nieuw convenant tussen AFM en DSI dat meest waarschijnlijk deze maand zal worden ondertekend. De prognose is dat eind december de toetsingscriteria duidelijk zullen zijn. Onduidelijk is ook of de diploma-eisen van de financieel adviseurs worden aangescherpt die nu nog onder een verlicht regime (zogenaamd nationaal regime) vallen. De MiFID II gaat begin januari 2018 in. Hoe bereid je je voor op nieuwe regelgeving waarbij veel nog onduidelijk is?

Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk

De overheid legt de verantwoordelijkheid voor de toepassing van nieuwe Europese regelgeving bij de bedrijven zelf, maar hoe pak je dat aan? Opleider Dukers & Baelemans waarschuwde begin dat de Europese richtlijn MiFID II belangrijke gevolgen heeft voor de vakbekwaamheid van medewerkers die zich bezighouden met beleggingsadvies en kwam met een folder vol adviezen.

Volgens Dukers & Baelemans zijn ondernemingen echter te laat als ze wachten op de uitkomsten van de gesprekken tussen AFM en DSI. “Hoe kun je die verantwoordelijkheid nemen als de overheid en instanties de regels nog niet concreet hebben uitgewerkt. Er geldt ook nog zoiets als het kenbaarheidsvereiste: je moet weten waar je aan moet voldoen voordat je daarop aangesproken wordt”, zegt Janssen.

Niet fair

Janssen vindt het niveau van zelfredzaamheid dat van de financiële professional wordt verwacht niet reëel. “De hoeveelheid teksten die je moet doorspitten is enorm. De regels zijn toegespitst op de Europese markt maar passen soms helemaal niet bij de situatie in Nederland. Dat maakt het lastig om het allemaal te doorgronden. Veel regels zijn over het algemeen niet meteen duidelijk en zwart/wit. Van bedrijven wordt verwacht dat ze het zelf toepassen. De toezichthouder kan vervolgens na verloop van tijd ingrijpen met eigen inzichten. Het voelt niet fair en motiveert ook niet om zelf aan de slag te gaan met open normen,” aldus Janssen.

Wat kunnen adviseurs alvast doen?

Wat kunnen adviseurs alvast wel doen volgens Janssen? “Kijk naar de richting van de Europese regels, wat is het doel erachter en wat betekent het voor de klant. Dat maakt compliance veel zinvoller en relevanter dan alleen maar regels afvinken omdat het nu eenmaal moet. Productgovernance bijvoorbeeld, daar komen aanvullende regels voor. Zonder dat je exact weet welke regels dat zijn, kun je wel alvast nadenken over je doelgroep en de selectie van de producten. Welke producten neem je op in het assortiment, met welke criteria? Motiveer waarom ze passen bij je klanten. Zet dat op papier voor de klant. Dan is de kans groot dat je al voor 80% voldoet aan deze nieuwe regels.”

Coulance

Janssen verwacht dat de overheid coulance zal betrachten als blijkt dat de impact van de regelgeving heel groot is. “Je moet wel altijd aan het doel voldoen maar voor de exacte uitwerking moet je ook in redelijkheid in staat worden gesteld om er aan te voldoen. Dat geldt ook voor een kantoor met 5 Fte dat geen eigen compliance-officer in dienst heeft. Aanpassingen in het dienstverleningsdocument zijn betrekkelijk eenvoudig, maar voor bijvoorbeeld aanvullende diploma’s is een overgangstermijn van minimaal een jaar noodzakelijk.”

 

‘Verplicht pensioen voor zzp’er, tenzij die voldoende spaart’

Klijnsma staats secretaris

Staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil een verplichte pensioenvoorziening zzp’ers, met een opt-out. Dat zegt ze in een interview met Het Financieele Dagblad. Wat haar betreft hoeven zelfstandigen die aantoonbaar voldoende sparen voor hun pensioen niet mee te doen.

Klijnsma: ‘Verplicht pensioen voor zzp’er, tenzij die voldoende spaart’
Klijnsma kijkt in het FD terug op haar kabinetsperiode. Ze zegt dat ze graag een volwaardige pensioenvoorziening voor iedereen, inclusief zzp’ers, van de grond had willen krijgen. Ze erkent dat zzp’ers “die uit volle overtuiging een eigen bedrijf hebben en een vermogen houden” niet zitten te wachten op een verplicht pensioen. Daarom ziet ze wel wat in een opt-out voor ondernemers die aantoonbaar voldoende sparen voor hun pensioen. De rest moet verplicht meedoen. “Wie door de crisis tegen wil en dank zzp’er is geworden, die is in de aap gelogeerd. Die kan zich niet permitteren om pensioen op te bouwen naast de AOW en moet straks op ons als gemeenschap leunen”, zegt Klijnsma tegen de krant.

Voortouw uit handen
In het interview maant de staatssecretaris ook de sociale partners tot spoed bij het nemen van besluiten over de hervorming van het pensioenstelsel. Met name de achterban van de vakbonden moet knopen doorhakken. Ze worstelen met solidariteit en de verplichtstelling, weet Klijsma. Maar het SER-plan met individuele pensioenpotjes en een collectieve buffer, lijkt haar ook voor de vakbonden acceptabel.

Zijn ze niet snel genoeg, dan geven de sociale partners het voortouw uit handen, waarschuwt ze. “Als je het moment van totstandkoming van het regeerakkoord laat verglijden, is dat wel heel erg jammer. Als je nu als sociale partners je ultieme ideeën over de vernieuwing van het stelsel op tafel legt, is dat voor de vier onderhandelende partijen aan de informatietafel moeilijk om terzijde te schuiven. Doe je dat niet, dan moeten werkgevers en werknemers straks achteruit onderhandelen ten opzichte wat er in het regeerakkoord staat”, aldus Klijnsma.