Vereniging Eigen Huis: ‘Woningbezitters vinden adviseurs niet te vertrouwen’

vereniging eigen huis

Huizenbezitters- en kopers hebben weinig vertrouwen in bankiers, makelaars, hypotheekadviseurs en verzekeraars. Dat blijkt uit een onderzoek van Vereniging Eigen Huis naar het imago van beroepsgroepen rondom wonen. Slechts 8% vertrouwt zijn hypotheekadviseur. Het vertrouwen in verzekeraars en makelaars ligt nog lager: 6%. Bankiers zitten er met 7% precies tussenin.

 

Vereniging Eigen Huis: ‘Woningbezitters vinden adviseurs niet te vertrouwen’

Daarmee scoren deze beroepsgroepen lager dan bijvoorbeeld politici en autoverkopers (allebei 10%). Alleen bemiddelaars in energiecontracten (5%)  en projectontwikkelaars (4%) doen het nog slechter in de ogen van Nederlanders.

 

Zelfde niveau als 2013

Het vertrouwen in adviseurs en verzekeraars is de afgelopen vier jaar niet gestegen. In 2013 voerde Vereniging Eigen Huis (VEH) ook al een imago-onderzoek uit naar verschillende beroepsgroepen. Ook toen had slechts 8% vertrouwen in hypotheekadviseurs en 6% in verzekeraars. Makelaars stonden er vier jaar geleden nog iets beter op. In 2013 kreeg die beroepsgroep het vertrouwen van 11% van de Nederlanders.

 

Verplegers krijgen meeste vertrouwen

In het imago-onderzoek nam VEH ter vergelijking ook andere beroepsgroepen mee. Verplegers en verpleegsters scoren het hoogst: 85% van de ondervraagden vertrouwt de handen aan het bed. Op plek 2 en 3 staan huisartsen (77%) en basisschoolleraren (71%). Het vertrouwen in notarissen groeide in vier jaar tijd met 9 procentpunten naar 46%.

 

Beroepen die na het kopen van een eigen woning vaak worden ingeschakeld, scoren volgens Eigen Huis stukken beter dan de adviesbranche. De helft van de Nederlanders heeft veel vertrouwen in elektriciens (57%), timmermannen (56%), cv-monteurs (47%), loodgieters (46%) en schilders (46%).

 

VEH ondervroeg voor het onderzoek 666 Nederlanders van 18 jaar en ouder. De resultaten zijn volgens de vereniging representatief voor de Nederlandse bevolking.

 

Eerste publicatie door Paul de Kuyper op 28 jul 2017

Minder dan 40% nieuwe hypotheken gesloten met NHG

huis-hypotheek-puzzel-272x181

Meer dan 6 op de 10 nieuwe hypotheken worden momenteel afgesloten zonder Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Dat blijkt uit een marktanalyse van Hypotheekshop. De meeste aanbieders richten zich op dit moment op het niet-NHG-segment.

 

Minder dan 40% nieuwe hypotheken gesloten met NHG

Volgens Hypotheekshop heeft in de eerste helft van 2017 een gedeeltelijke verschuiving plaatsgevonden naar een rentevaste periode van 20 jaar. Twee à drie jaar geleden was 10 jaar vast met NHG nog de dominante rentevaste periode, aldus het onderzoek. Dat stelt bovendien dat op dit moment meer dan 60% van de nieuwe hypotheken wordt gesloten zonder NHG.

 

De NHG-grens is sinds 1 januari 2017 vastgesteld op de waarde van de gemiddelde koopsom (€245.000). In 2016 noteerde het Waarborgfonds Eigen Woningen een daling van het aantal NHG-hypotheken. In 2012 werd 86% van de hypotheken binnen de NHG-grens ook met die garantie afgesloten. Vier jaar later was dat percentage gedaald naar 74%.

 

Omgekeerde trend

Volgens Hypotheekshop richten de meeste hypotheekaanbieders zich op het niet-NHG-segment van de markt. De adviseur noemt dat verrassend. “Veel van de nieuwe geldverstrekkers die de afgelopen jaren actief zijn geworden op de Nederlandse hypotheekmarkt vonden immers met name het veilige NHG-segment daarbij aantrekkelijk. Er is op dit ogenblik zelfs een omgekeerde trend zichtbaar waarbij nieuwe partijen als Reaal, VENN en Hypotrust Elan Plus alleen nog hypotheken zonder NHG aanbieden.”

Regeldruk ook bij financieel adviseurs erg hoog: ‘Nieuwe Europese regelgeving vergt irreële vorm van zelfredzaamheid’

attachment-pensioenregeling-272x153

Het Verbond van Verzekeraars benadrukte afgelopen woensdag dat verzekeraars momenteel zuchten onder een zware last van regelgeving in relatie tot Solvency II. Ook financieel adviseurs gaan gebukt onder grote druk van nieuwe Europese regelgeving zegt Silvia Jansen van Oostdam en Partners. Het voorbereiden op de hoeveelheid Europese regelgeving wordt een hels karwei zegt Janssen die is gespecialiseerd in compliance. “Al die regels en de onduidelijkheid daarover vergt een irreële vorm van zelfredzaamheid van de financieel adviseurs. Dat is eigenlijk echt een vak apart.” Janssen pleit voor een kenniscentrum waar professionals met hun vragen rondom Europese regelgeving terecht kunnen.

 

 

Behalve de nieuwe regels voor de adviseurs die zich bezighouden met beleggingsadvies (MiFID II), is er ook regelgeving op komst die van toepassing is op verzekeraars, intermediairs, direct writers en vergelijkingssites (IDD). Daarbij komt ook nog de PRIPPS voor adviezen met een beleggingscomponent en regelgeving rond privacy die voor alle sectoren geldt. Al deze nieuwe regelgevingen gaan in de eerste maanden van volgend jaar in.

Veel tijd in beslag

IDD wordt per februari 2018 de opvolger van de richtlijn Verzekeringsbemiddeling 2002 (IMD). De huidige richtlijn richt zich alleen nog op verzekeraars en tussenpersonen. De nieuwe IDD gaat ook gelden voor direct writers en bedrijven die verzekeringen als bijproduct verkopen (bijvoorbeeld een reis- of autoverzekering). Nieuw is onder andere de introductie van een wensen- en behoeftetest, een gestandaardiseerd informatiedocument voor verzekeringsproducten (Insurance Product Information Document, IPID) en regels rondom koppelverkoop. Ook worden de regels voor grensoverschrijdende dienstverlening verduidelijkt. Toezichthouder AFM heeft onlangs een webpagina aangemaakt met veelgestelde vragen over IDD.

Financieel consultancybureau Voogt Pijl & Partners schreef een whitepaper over deze regelgeving. Volgens het consultancybureau stelt IDD “nieuwe eisen aan de actuele kennis van adviseurs en aan het maatwerk van het verzekeringsproduct van de consument”. De Europese richtlijn is veelomvattend, schrijft het kantoor in zijn whitepaper. Met name kennis verzamelen voor het IPID-document en de evaluatie van het productontwikkelingsproces en de huidige productenportfolio zal veel tijd in beslag nemen, verwachten de consultants. Ook zullen ICT-systemen op de nieuwe distributierichtlijn moeten worden voorbereid.

Voorbereiding op MiFID II

DSI en de Autoriteit Financiële Markten zijn momenteel in gesprek over de samenwerking in het kader van de nieuwe vakbekwaamheidseisen voor beleggingsprofessionals (MiFID II) die klanten adviseren of informeren over financiële instrumenten. Deze afspraken worden opgenomen in een nieuw convenant tussen AFM en DSI dat meest waarschijnlijk deze maand zal worden ondertekend. De prognose is dat eind december de toetsingscriteria duidelijk zullen zijn. Onduidelijk is ook of de diploma-eisen van de financieel adviseurs worden aangescherpt die nu nog onder een verlicht regime (zogenaamd nationaal regime) vallen. De MiFID II gaat begin januari 2018 in. Hoe bereid je je voor op nieuwe regelgeving waarbij veel nog onduidelijk is?

Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk

De overheid legt de verantwoordelijkheid voor de toepassing van nieuwe Europese regelgeving bij de bedrijven zelf, maar hoe pak je dat aan? Opleider Dukers & Baelemans waarschuwde begin dat de Europese richtlijn MiFID II belangrijke gevolgen heeft voor de vakbekwaamheid van medewerkers die zich bezighouden met beleggingsadvies en kwam met een folder vol adviezen.

Volgens Dukers & Baelemans zijn ondernemingen echter te laat als ze wachten op de uitkomsten van de gesprekken tussen AFM en DSI. “Hoe kun je die verantwoordelijkheid nemen als de overheid en instanties de regels nog niet concreet hebben uitgewerkt. Er geldt ook nog zoiets als het kenbaarheidsvereiste: je moet weten waar je aan moet voldoen voordat je daarop aangesproken wordt”, zegt Janssen.

Niet fair

Janssen vindt het niveau van zelfredzaamheid dat van de financiële professional wordt verwacht niet reëel. “De hoeveelheid teksten die je moet doorspitten is enorm. De regels zijn toegespitst op de Europese markt maar passen soms helemaal niet bij de situatie in Nederland. Dat maakt het lastig om het allemaal te doorgronden. Veel regels zijn over het algemeen niet meteen duidelijk en zwart/wit. Van bedrijven wordt verwacht dat ze het zelf toepassen. De toezichthouder kan vervolgens na verloop van tijd ingrijpen met eigen inzichten. Het voelt niet fair en motiveert ook niet om zelf aan de slag te gaan met open normen,” aldus Janssen.

Wat kunnen adviseurs alvast doen?

Wat kunnen adviseurs alvast wel doen volgens Janssen? “Kijk naar de richting van de Europese regels, wat is het doel erachter en wat betekent het voor de klant. Dat maakt compliance veel zinvoller en relevanter dan alleen maar regels afvinken omdat het nu eenmaal moet. Productgovernance bijvoorbeeld, daar komen aanvullende regels voor. Zonder dat je exact weet welke regels dat zijn, kun je wel alvast nadenken over je doelgroep en de selectie van de producten. Welke producten neem je op in het assortiment, met welke criteria? Motiveer waarom ze passen bij je klanten. Zet dat op papier voor de klant. Dan is de kans groot dat je al voor 80% voldoet aan deze nieuwe regels.”

Coulance

Janssen verwacht dat de overheid coulance zal betrachten als blijkt dat de impact van de regelgeving heel groot is. “Je moet wel altijd aan het doel voldoen maar voor de exacte uitwerking moet je ook in redelijkheid in staat worden gesteld om er aan te voldoen. Dat geldt ook voor een kantoor met 5 Fte dat geen eigen compliance-officer in dienst heeft. Aanpassingen in het dienstverleningsdocument zijn betrekkelijk eenvoudig, maar voor bijvoorbeeld aanvullende diploma’s is een overgangstermijn van minimaal een jaar noodzakelijk.”

 

‘Verplicht pensioen voor zzp’er, tenzij die voldoende spaart’

Klijnsma staats secretaris

Staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil een verplichte pensioenvoorziening zzp’ers, met een opt-out. Dat zegt ze in een interview met Het Financieele Dagblad. Wat haar betreft hoeven zelfstandigen die aantoonbaar voldoende sparen voor hun pensioen niet mee te doen.

Klijnsma: ‘Verplicht pensioen voor zzp’er, tenzij die voldoende spaart’
Klijnsma kijkt in het FD terug op haar kabinetsperiode. Ze zegt dat ze graag een volwaardige pensioenvoorziening voor iedereen, inclusief zzp’ers, van de grond had willen krijgen. Ze erkent dat zzp’ers “die uit volle overtuiging een eigen bedrijf hebben en een vermogen houden” niet zitten te wachten op een verplicht pensioen. Daarom ziet ze wel wat in een opt-out voor ondernemers die aantoonbaar voldoende sparen voor hun pensioen. De rest moet verplicht meedoen. “Wie door de crisis tegen wil en dank zzp’er is geworden, die is in de aap gelogeerd. Die kan zich niet permitteren om pensioen op te bouwen naast de AOW en moet straks op ons als gemeenschap leunen”, zegt Klijnsma tegen de krant.

Voortouw uit handen
In het interview maant de staatssecretaris ook de sociale partners tot spoed bij het nemen van besluiten over de hervorming van het pensioenstelsel. Met name de achterban van de vakbonden moet knopen doorhakken. Ze worstelen met solidariteit en de verplichtstelling, weet Klijsma. Maar het SER-plan met individuele pensioenpotjes en een collectieve buffer, lijkt haar ook voor de vakbonden acceptabel.

Zijn ze niet snel genoeg, dan geven de sociale partners het voortouw uit handen, waarschuwt ze. “Als je het moment van totstandkoming van het regeerakkoord laat verglijden, is dat wel heel erg jammer. Als je nu als sociale partners je ultieme ideeën over de vernieuwing van het stelsel op tafel legt, is dat voor de vier onderhandelende partijen aan de informatietafel moeilijk om terzijde te schuiven. Doe je dat niet, dan moeten werkgevers en werknemers straks achteruit onderhandelen ten opzichte wat er in het regeerakkoord staat”, aldus Klijnsma.

Besparen blijft volkssport nummer 1

krediet

De crisis mag dan lang en breed achter ons liggen, 89,3% van de Nederlanders is nog altijd in het dagelijkse leven in meer of mindere mate bezig met besparen. Dit blijkt uit de uitkomsten van het Nationaal Bespaaronderzoek 2017, dat door kredietbemiddelaar en adviseur Geldshop is uitgevoerd. De besparingsdrift bij financiële producten loopt wel wat achter bij andere producten en diensten.

Besparen blijft volkssport nummer 1
Geldshop vroeg 1.156 Nederlanders naar hun spaargedrag. Mensen die besparen, doen dit vooral op producten- en diensten rondom vrije tijd en lifestyle. Zo is kleding de populairste bespaarpost. 76,1% van de bespaarders geeft aan te besparen op kleding. Naast kleding probeert men voornamelijk te besparen op kosten van abonnementen (75,8%), uit eten (71,5%), vakanties (70,3%) en pretparken (68,6%).

Financiële producten
Besparen op financiële producten en diensten is minder populair. Op de overlijdensrisicoverzekering (16,1%) wordt relatief weinig bespaard. Dit geldt ook voor de kosten van een hypotheek (oversluiten, rentemiddeling en vergelijken).

Vrouwen fanatieker
Vrouwen proberen vooral op producten en diensten rondom lifestyle en vrije tijd te besparen. Ook op etentjes en abonnementen proberen vrouwen, die bezig zijn met besparen, meer te besparen dan mannen. Mannen besparen aan de andere kant juist meer op financiële producten en diensten, zoals de hypotheek en verzekeringen.

(https://www.geldshop.nl/duidelijk-over-lenen/actueel/nationaal-bespaaronderzoek-2017).

Crowdfunding helpt onverzekerbare exploitant waterspeeltuin uit de brand

download

Dankzij een crowdfundingsactie van een anonieme bezoeker hebben honderden kinderen tijdens de bloedhete afgelopen dagen toch kunnen genieten van de verkoeling op waterspeeltuin Aquapark Splash in Hellevoetsluis. De exploitant zat met de handen in het haar nadat zijn onverzekerbare park eerder deze maand door storm flink beschadigd raakte. Volgens verzekeraar Delta Lloyd maakt onder meer de kwetsbaarheid van de plastic speeltoestellen dat het niet om een verzekerbaar ‘onzeker voorval’ gaat.

Crowdfunding helpt onverzekerbare exploitant waterspeeltuin uit de brand
Tijdens een storm op 6 juni raakten meerdere speeltoestellen in het waterpark, gelegen in het Haringvliet bij Hellevoetsluis, lek of gescheurd. Ook de steigers naar het park, het grootste in zijn soort in Nederland, braken in stukken. “In een uur tijd zag ik alles waar ik de afgelopen jaren aan had gewerkt en in had geïnvesteerd aan stukken getrokken worden”, vertelt exploitant/eigenaar Erik Hazelzet.

Nul op rekest
Hij zag zichzelf ook direct geconfronteerd met een ander probleem. Het attractiepark is volgens hem niet te verzekeren tegen stormschade. Ook zijn eigen verzekeraar biedt hier geen dekking voor op de polis. “Ik ben bij Delta Lloyd verzekerd tegen brand en diefstal, niet tegen vandalisme en storm.” Ook een stuk of acht andere verzekeraars die voor de opening van het park werden benaderd door Hazelzets verzekeringsadviseur UMG gaven wat dat betreft nul op rekest. Er werd zelfs geopperd dat hij maar met het risico naar de assurantiebeurs moest gaan.

Stormschade en vandalisme
“Bij de enkele partij die wel dekking biedt, worden premies zo hoog dat het niet meer rendabel is. Als exploitant van een waterspeeltuin moet je het in Nederland echt hebben van drie zomermaanden per jaar terwijl je verzekering het hele jaar doorloopt. Het is een probleem waar ook collega-exploitanten last van hebben. Het maakt het ook lastiger om überhaupt in deze sector te ondernemen, omdat eigenaren van de locatie waar jij met je park wil gaan liggen een verhoogde aansprakelijkheid van je verlangen.”

Crowdfundingactie
Even zag het er naar uit dat Hazelzet zijn park vaarwel kon zeggen. Een crowdfundingsactie, opgezet door een paar anonieme klanten bracht echter al snel 20.000 euro op, waarmee de ergste schade gerepareerd kon worden. Ik heb uiteraard meer schade, want het park is ook anderhalve week noodgedwongen dicht geweest, maar ik ben in ieder geval blij dat ik deze week weer open kon.”

Zeer kwetsbaar
Delta Lloyd laat in een reactie weten dat het niet op individuele cases in gaat. Wel erkent woordvoerder Peter Hofland dat de verzekeraar in zijn algemeenheid dit soort objecten niet verzekert voor het storm en/of vandalismerisico. “De opblaasbare plastic speeltoestellen in dergelijke waterparken zijn vervaardigd van zeer lichte materialen (rubber/plastic) en daardoor zeer kwetsbaar. Omdat dergelijke objecten in de open lucht, bijvoorbeeld in een speelvijver van een recreatiepark, liggen hebben de natuurelementen vrij spel. Hierdoor is de kans op stuk waaien zeer reëel.”

Geen onzeker voorval
Ook het vandalismerisico van verloren gaan of beschadigd raken van het object door willekeurig welke oorzaak is geen gedekte gebeurtenis op een brandverzekering van Delta Lloyd. Hofland: “Binnen onze brandvoorwaarden bieden wij schade door vandalisme, maar dat is uitsluitend na wederrechtelijk binnendringen. Gezien de kwetsbaarheid van dergelijke objecten is het beschadigd raken / het verloren gaan als gevolg van storm of vandalisme geen onzeker voorval. Dit laatste vormt de basis van verzekeren.”

DNB en AFM: ‘Zelfregulering taxateurs werkt niet’

huis_te_koop

De Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de De Nederlandsche Bank (DNB) zijn ontevreden over de ontwikkelingen bij het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT). Beide toezichthouders concluderen dat zelfregulering van de beroepsgroep taxateurs vooralsnog niet leidt tot het gewenste resultaat en hebben hier het bestuur en de Centrale Raad van het NRVT op aangesproken. De AFM en DNB overwegen een pleidooi voor wetgeving die taxateurs in het gareel moet houden.

DNB en AFM: ‘Zelfregulering taxateurs werkt niet’
De toezichthouders constateren dat de taxateur jaarlijks voor honderden miljarden euro’s aan (commercieel) vastgoed, zoals bedrijfspanden, woningen en andere objecten beoordelen en dat de kwaliteit van deze taxaties voor financiers, beleggers en woningkopers van groot belang is. Om dit belang te onderstrepen startte de NRVT per 1 januari 2016 zelfregulering met als uitgangspunten dat er één centraal zelfreguleringsorgaan (inclusief draagvlak onder taxateurs en diens vertegenwoordigers) zou komen, één gedegen set van beroeps- en gedragsregels, doorlopend onafhankelijk toezicht en een centraal, extern en onafhankelijk tuchtorgaan.

Wetgeving op taxateurs
De concrete invulling zouden DNB en AFM aan de sector overlaten. De toezichthouders constateren nu echter dat van de oorspronkelijke, essentieel geachte, uitgangspunten wordt afgeweken. Ze vinden het noodzakelijk dat de uitgangspunten inclusief de uitwerking daarvan, stevig worden verankerd en overwegen over te gaan tot het bepleiten van wetgeving op taxateurs. Daarbij dient de Leidraad vastgoedtaxaties als aanknopingspunt voor eventuele wetgeving.

Ik ben op vakantie van 7 juni tot 15 juni 2017 (zie bericht voor waarnemer)

vakantie

Ivm mijn vakantie ben ik tijdelijk niet bereikbaar.

Voor dringende zaken zoals bijvoorbeeld schade en wijzigingen op schadeverzekeringen, kunt u bellen met:

Telefoonnummer 088-4469156

Uw vragen en zaken worden dan door de waarnemer afgehandeld. Indien u nog andere vragen heeft die niet kunnen wachten, kunt u altijd een app sturen naar mijn mobiele nummer 06-55180987 ik zal dan uw vraag beantwoorden of even terugbellen. Vanaf donderdag 15 juni ben ik weer bereikbaar

Bedankt alvast voor uw begrip.

Rob Riekwel

Dijsselbloem werkt aan nieuwe regels: ook rentemiddeling mag niet in nadeel klant

Dijsselbloem

Minister Dijsselbloem van Financiën is bezig de regels rondom rentemiddeling aan te passen. Hij wil dat die in de toekomst niet meer in het nadeel van de hypotheekklant mag uitpakken. Dijsselbloem noemt het “onwenselijk als kredietverstrekkers bij rentemiddeling een hogere vergoeding dan het financieel nadeel in rekening brengen bij de consument”.

Dijsselbloem werkt aan nieuwe regels: ook rentemiddeling mag niet in nadeel klant
De minister schrijft dat in antwoord op Kamervragen van CDA’er Erik Ronnes. Hij pleitte er afgelopen maand voor dat de nieuwe AFM-leidraad voor de berekening van boeterente voor het vervroegd aflossen van hypotheken ook zou gaan gelden voor rentemiddeling.

Geen aflossing bij rentemiddeling
Dijsselbloem laat weten dat deze leidraad nu inderdaad niet opgaat voor rentemiddeling. “Bij rentemiddeling wordt niet direct een vergoeding betaald door de klant, maar wordt een nieuwe rente overeengekomen die de klant gaat betalen over een nieuwe rentevast periode”, schrijft hij aan de Tweede Kamer. “Kredietverstrekkers hebben aangegeven dat de consument bij rentemiddeling feitelijk niets aflost van het hypothecair krediet. De regels die zien op de berekening van de vergoeding voor vervroegde aflossing zijn daarom niet van toepassing.”

Wijziging Besluit Gedragstoezicht
Omdat hij het onwenselijk acht dat hypotheekverstrekkers klanten benadelen bij rentemiddeling, werkt hij aan nieuwe regelgeving. Hij wil daarvoor het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (BGfo) aanpassen. Dijsselbloem belooft de Kamer op korte termijn een voorstel hiervoor naar Eerste en Tweede Kamer te sturen. Ook houdt hij een internetconsultatie.

AFM-onderzoek
Bovendien schrijft de minister dat de AFM een onderzoek start naar de vergoeding die in rekening wordt gebracht bij rentemiddeling en bij oversluitingen van de rentevaste periode bij de huidige kredietverstrekker. “Als uit het onderzoek blijkt dat de vergoeding hoger is dan het financieel nadeel dan zal de AFM in het licht van de voorgestelde wetswijziging kredietverstrekkers hier op aanspreken. Indien nodig zal de AFM verduidelijking bieden over de berekening van de vergoeding.”

Modernisering regeling gemeenschap van goederen. En het pensioenrecht?

Alex Siemerink

De Eerste Kamer nam op 28 maart 2017 het Initiatiefvoorstel-Swinkels, Recourt en Van Oosten ‘Beperking wettelijke gemeenschap van goederen’ aan. Daarmee komt een einde aan het standaard delen van voorhuwelijkse vermogens en schulden. Volgens velen is dit een goede stap om meer aansluiting te vinden met de hedendaagse maatschappelijke situatie: Er wordt vaker van de algehele gemeenschap van goederen afgeweken, het aantal scheidingen neemt toe, en in internationaal verband is het huidige stelsel uitzonderlijk te noemen. De politiek wil met dit in het achterhoofd een moderniseringsslag maken met deze wetswijziging. Het is alleen merkwaardig dat men, ondanks deze ‘modernisering’, toch in een oude valkuil is gestapt: het pensioenrecht is volledig buiten de discussie gebleven.

Modernisering regeling gemeenschap van goederen. En het pensioenrecht?
In het wetsvoorstel komt viermaal het woord ‘pensioen’ voor, namelijk in het artikel waarin pensioen wordt uitgesloten van de gemeenschap van goederen. Dit werd ook netjes aangehaald in de deskundigenbijeenkomst van 22 februari 2017, waarbij tussen de regels door nog wordt benoemd dat het pensioenvermogen van de gemiddelde Nederlander “heel fors” is. Desondanks werd er niet bij stilgestaan of de begunstiging van het pensioenvermogen nog wel passend is gezien het initiatiefvoorstel.

In specifieke pensioenwetgeving is onder andere vastgelegd wat de begunstiging van pensioenaanspraken is in het geval van partnerschap en de beëindiging van partnerschap. Dit komt met name tot uitdrukking in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS) en in artikel 57 van de Pensioenwet (PW). Hierin is nu niets gewijzigd. En dat is een gemiste kans, specifiek voor de verdeling van nabestaandenpensioen tussen ex-partners.

Ouderdomspensioen goed geregeld
De WVPS regelt de verdeling van het ouderdomspensioen tussen ex-partners waar in beginsel wordt uitgegaan van de opbouw van het ouderdomspensioen tijdens de huwelijkse periode. Daarmee is de WVPS netjes bij de tijd, zo blijkt ook uit de mogelijkheden die er zijn om onderling afwijkende afspraken te maken voor de verdeling.

Regeling nabestaandenpensioen is achterhaald
Artikel 57 van de Pensioenwet is daarentegen als achterhaald te bestempelen. In de PW is namelijk het recht op bijzonder partnerpensioen vastgelegd. In tegenstelling tot de WVPS wordt de opbouw van het partnerpensioen tot aan het einde van het partnerschap, inclusief het voorhuwelijkse gedeelte, aan de ex-partner toegekend. Dit recht op bijzonder partnerpensioen is onveranderd gebleven vanaf de invoering in 1973. Zogezegd is het niet echt modern meer en helemaal niet wanneer rekening wordt gehouden met de aanzienlijke verandering in de waarde van partnerpensioen op opbouwbasis door de invoering van het wettelijk keuzerecht in 2002.

Het wettelijk keuzerecht biedt deelnemers de mogelijkheid om bij pensioeningang het partnerpensioen wat is opgebouwd ná 1 januari 2002 uit te ruilen naar hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen. Daarmee heeft dit partnerpensioen een aanzienlijke meerwaarde, waar niet iedereen even bewust van lijkt te zijn.

Uitgelezen kans te moderniseren niet benut
Naar mijn mening was de discussie over het delen van vermogen bij huwelijk een ideaal moment om dit onder de aandacht te brengen. Des te meer nu er weer sprake is van een toename van het aantal pensioenregelingen met partnerpensioen op opbouwbasis. Ik denk namelijk niet dat de gemiddelde Nederlander zich bewust is van de waarde van zijn of haar pensioenaanspraken. Daarom vind ik het een verantwoordelijkheid van politici om op het juiste moment scherpe en heldere discussies te voeren over pensioenrecht en individueel pensioenvermogen. Het had gezien de wijzigingen voor de hand gelegen het delen van het nabestaandenpensioen over de voorhuwelijkse periode af te schaffen. Helaas is het onderwerp ‘pensioen’ ook ditmaal ondergesneeuwd en is een uitgelezen kans om de pensioenwetgeving te moderniseren wederom onbenut gebleven.